|
|
|
|
|
Vivat Academia nummer 19
maart-april 2020
Themanummer
De verengelsing van de Vlaamse universiteiten
|
|
|
|
|
|
Redactioneel |
|
LS
Het taalgebruik aan de universiteiten en hogescholen in het Nederlandse taalgebied is sinds 2002 voluit in de actualiteit gekomen en is nu nog steeds thema van een ruim discours in het maatschappelijk en onderwijslandschap. Waar Nederland voluit gaat voor het gebruik van het Engels als instructietaal in bachelor- en masteropleidingen, is in Vlaanderen nog steeds en blijvend decretaal gesteld dat het Nederlands de instructietaal is voor het hoger onderwijs. Twee behoorlijk ingrijpende wijzigingen aan de taalregeling hoger onderwijs laten in Vlaanderen toe onder bepaalde voorwaarden opleidingen in het Engels aan te bieden. Maar blijvend ervaren wij dat onderwijsverantwoordelijken van het hoger onderwijs aanhoudend aandringen op maar steeds verruiming van die mogelijkheden. Op dit ogenblik is er een nieuw vrij veel omvattend onderwijsdecreet in het Vlaams Parlement aan de orde waarin opnieuw een verruiming wordt overwogen om toe te staan dat tot 50% anderstalige bacheloropleidingen kunnen worden ingericht. Nu is dat nog 18,33 %.
Onze vereniging heeft vanaf 2002 tot nu de evolutie van die taalregeling van dichtbij gevolgd. Dat thema blijft steeds een speerpunt van onze maatschappelijke actie. Wij zien in de loop van de laatste twee decennia dat het Nederlands in ons hoger onderwijs steeds meer wordt teruggedrongen door het Engels als instructietaal. Wij vrezen voor een aantal negatieve maatschappelijke gevolgen van die tendens. De status van het Nederlands wordt hoe langer hoe meer ondergraven als taal voor hoger onderwijs en voor de wetenschapsbeoefening in Vlaanderen. Het mag nooit zover komen dat een jongere die hogere studies wil aanvatten geen gelegenheid meer krijgt dat in zijn eigen taal te doen.
Wat is nu de juiste stand van zaken in deze thematiek?
Daartoe grijpen we naar de heel recente publicatie van een bundel artikelen over de verengelsing “Against English. Pleidooi voor het Nederlands” (19 nov.2019). De bundel uitgegeven door Wereldbibliotheek is samengesteld door Lotte Jensen, Niek Pas, Daniël Rovers, Koen van Gulik en bevat bijdragen van 27 auteurs in 15 essays. Eén daarvan is “VAN BILDUNG NAAR GLOBISH De verengelsing van de Vlaamse universiteiten” van de hand van de Gentse historica en huidig decaan van de Faculteit van Wijsbegeerte en Letteren van de Gentse universiteit. Met instemming van de auteur, de samenstellers van de bundel Against English en de uitgever Wereldbibliotheek lichten wij Deneckeres artikel uit de bundel en bieden wij haar tekst aan als thematekst voor deze 19de digitale publicatie van Vivat Academia van de Vereniging Vlaamse Academici.
Ghislain Duchateau,
eindredacteur
|
|
Omhoog |
|
|
Against English. Pleidooi voor het Nederlands is een pamflet tegen de verengelsing van taal en maatschappij en een pleidooi voor diversiteit, te beginnen met het Nederlands. Want met de dominantie van de taal komt ook de dominantie van het denken. Het Anglo-Amerikaanse wereldbeeld bepaalt de kijk op economie, politiek en overheid. De overheid dient zich terug te trekken en zo veel mogelijk over te laten aan het individu. En de samenleving? Die wordt onderworpen aan het principe van de markt. Alwaar men het liefst in Engels jargon spreekt. Dus weg met het Engels! Leve het Nederlands!
Te koop in iedere boekhandel € 19,99. |
|
|
|
|
|
|
Omhoog |
|
VAN BILDUNG NAAR GLOBISH
De verengelsing van de Vlaamse universiteiten
Gita Deneckere *
|
|
|
|
Een van de belangrijkste redenen om zich tegen het oprukkende Engels in het hoger onderwijs te verzetten is de groeiende verwijdering tussen universiteit en maatschappij. De universiteiten zijn hun democratische en emancipatorische opdracht zonder dat goed en wel te beseffen compleet aan het veronachtzamen in hun competitie om buitenlandse studenten te rekruteren en een topplaats in de internationale rankings te verwerven. Globalisering, Bologna-hervormingen en het rendementsdenken van universiteitsbestuurders werken de rücksichtsloze verengelsing in de hand. Dit gebeurt vanuit een marktgerichte kijk die blind blijft voor de sociale en culturele gevolgen. De verengelsing van het hoger onderwijs staat niet op zichzelf maar maakt deel uit van een groter plaatje. Het grotere plaatje van een universitair regime dat het negentiende-eeuwse bildungsideaal heeft opgeofferd op de globale onderwijsmarkt. Een historisch perspectief kan dus interessant zijn om in te zien wat de geschiedenis ondertussen veranderd heeft, welke mutaties ons hebben vervreemd van het progressieve verhaal van sociale emancipatie waar ook de universiteiten sinds de negentiende eeuw in betrokken waren.
De geschiedenis van de verfransing van Vlaanderen verklaart bijvoorbeeld waarom de verengelsing aan de Vlaamse universiteiten minder snel kon doorbreken dan in Nederland het geval is. De Belgische politieke agenda is door de strijd voor Nederlandstalig hoger onderwijs beheerst vanaf het einde van de negentiende eeuw tot 1930, toen de Gentse universiteit vernederlandste, en vervolgens omstreeks 1968 opnieuw met het conflict rond Leuven-Vlaams en de afsplitsing van de Vrije Universiteit Brussel (vub) in 1969. Die strijd voor de vernederlandsing was au fond een sociale strijd voor democratisering. Alle Vlaamse partijen, van links tot rechts, hebben zich ervoor geëngageerd. Niemand zal het belang ervan voor de emancipatie van Vlaanderen en de Vlamingen dan ook in twijfel trekken. Maar het is duidelijk dat het vuur van vroeger om het Nederlands als onderwijstaal te verdedigen zelfs bij de Vlaams-nationalistische n-va uitgeblust is. De promotie van Vlaanderen als topregio in de Europese kenniseconomie vergt nu eenmaal een mondje Engels. ‘De Vlaamse universiteiten zullen mondiaal gericht zijn, of niet zijn,’ klonk het in 2010 in het Vlaamse parlement als startschot voor de versoepeling van de taalwetgeving op het hoger onderwijs. Een interessante twist in de geschiedenis is dat Nederland zich vandaag wat taalwetgeving betreft aan Vlaanderen spiegelt, terwijl het in de strijd voor Nederlandstalig hoger onderwijs in België andersom was. ‘Vergeleken met de wetgeving en wetshandhaving in Vlaanderen zijn we in Nederland te laconiek geweest,’ klinkt het in de oproep aan de Tweede Kamer die begin april 2019 in de Volkskrant verscheen.
|
|
Omhoog |
|
Het spiegelbeeld van de geschiedenis
|
|
|
|
In het spiegelbeeld van de geschiedenis van België wordt het belang van de taal voor de democratisering van het hoger onderwijs zeer duidelijk. Nederland is onbesuisder verengelst, omdat er – anders dan in Vlaanderen – nooit strijd voor de vernederlandsing van de universiteiten is gevoerd. In 1876 is men officieel van het Latijn op het Nederlands overgeschakeld, terwijl de voertaal van de universiteiten in het onafhankelijke België in 1835 het Frans werd, de taal van de economische en culturele elite. De taal werkte als sociale filter en de universiteit bleef ontoegankelijk voor wie geen of onvoldoende Frans kende. Zolang het taalgebruik aan de universiteiten ‘vrij’ was, maakte het Nederlands geen schijn van kans tegen het dominante Frans. Het is alleen door de aanhoudende strijd van de Vlaamse beweging dat taalwetten zijn afgedwongen en dat een bloeiende Nederlandstalige academische cultuur is kunnen ontstaan in België.
De taalwetgeving op de universiteiten en hogescholen kan als de belangrijkste erfenis van de Vlaamse beweging worden beschouwd. De Vlaamse beweging ijverde voor hoger onderwijs in de volkstaal om een nieuwe culturele elite te vormen. In de negentiende eeuw markeerde de taal immers onmiskenbaar een sociale breuklijn in België. De waardigheid, zelfstandigheid en zelfverzekerdheid van de Vlaming was afhankelijk van hoger onderwijs in het Nederlands. De Gentse universiteit was de eerste die moest vernederlandsen om een sterkere Nederlandstalige intellectuele elite te vormen die invloed kon hebben op de massa. Die elite van onder meer advocaten, artsen, leraren, filosofen, ingenieurs en historici zou in een krachtige beweging de hele maatschappij en de ‘hogere’ cultuur in Vlaanderen helpen vernederlandsen en zo toegankelijk maken voor bredere bevolkingsgroepen dan alleen de verfranste bourgeoisie. Diezelfde elite zou ‘Arm Vlaanderen’ vervolgens ook sociaal-economisch optillen. De vernederlandsing van de Rijksuniversiteit Gent in 1930 paste dus in de bredere democratisering van de samenleving, die de integratie van de gewone man en vrouw in de liberale democratie tot doel had. De strijd voor ‘Leuven-Vlaams’ in 1968 was op een vergelijkbare manier vervlochten met de studentenstrijd voor een democratischer universiteit. Vanaf de jaren 1960 schreven zich als gevolg van de democratisering van de universiteiten voor het eerst meer Nederlandstalige dan Franstalige studenten in en nam de druk toe om de tweetalige universiteit van Leuven te splitsen. Na de afsplitsing van de Franstalige campus in Louvain-la-Neuve in 1968 volgde in 1969 de splitsing van de tweetalige Brusselse universiteit in de Nederlandstalige vub en Franstalige ulb.
Het vernederlandste hoger onderwijs ontwikkelde zich in de tweede helft van de twintigste eeuw tot een sterke emancipatiemachine en als vliegwiel voor een opwaartse sociale mobiliteit. Maar nu een middenklasse Vlaming is geworden via de hefboom die de vernederlandsing van de universiteiten heeft geboden, heeft datzelfde Nederlands zijn nut kennelijk bewezen en wordt niet meer belangrijk geacht. In de Europese onderwijsruimte van de eenentwintigste eeuw stokt de emancipatiemachine en worden de drempels voor een universitaire studie weer opgetrokken, onder meer via de taal. De pleidooien voor meertaligheid in een superdiverse samenleving klinken natuurlijk goed, maar in de context van het hoger onderwijs in Vlaanderen gaat het om een vrijwel exclusieve verengelsing naar het voorbeeld van Nederland. En dat levert zowel een democratisch als cultureel deficit op.
|
|
|
|
Technocratische versoepeling
|
|
|
|
Terwijl Nederland nu naar de Vlaamse wetgeving kijkt om de doorgeschoten verengelsing een halt toe te roepen, is Vlaanderen het afgelopen decennium goed op weg de taalteugels te laten vieren. In 2012 werd de taalwetgeving aan de Vlaamse universiteiten versoepeld om meer buitenlandse studenten aan te trekken enerzijds en de ‘eigen’ studenten beter voor te bereiden op een internationale loopbaan anderzijds. Er werden technocratische regels ingevoerd om dat te doen. Zo kan in een Nederlandstalige bacheloropleiding maximaal 18,33 procent van de vakken in een andere taal dan het Nederlands worden gegeven, in een masteropleiding is dat maximaal 50 procent. Op masterniveau kan een opleiding volledig in een andere taal plaatsvinden, op voorwaarde dat dezelfde opleiding aan een andere Vlaamse universiteit overwegend in het Nederlands wordt gedoceerd. Maximaal 6 procent van de bacheloropleidingen en 35 procent van de masteropleidingen in heel Vlaanderen mag in een andere taal dan het Nederlands worden aangeboden. Die ‘andere taal’ is zo goed als altijd het Engels.
Algauw bleek dat dit ‘compromis’ (in vergelijking met Nederland) onvoldoende en inefficiënt was. De wet werd ‘op zijn Vlaams’ ontweken en er werden spookopleidingen in het Nederlands aangeboden. Wie in bepaalde ingenieursopleidingen een Nederlandstalige master wil volgen, wordt de facto tot zelfstudie gedwongen. De onderlinge concurrentie tussen de Vlaamse universiteiten verklaart dat als één opleiding aan één universiteit verengelst, dit de druk op de andere vergroot om hetzelfde te doen. Het gevolg is dat nagenoeg alle Vlaamse masteropleidingen ingenieurswetenschappen vandaag al verengelst zijn. Een soortgelijke dynamiek begint ook te spelen in andere opleidingen die zich bijna uitsluitend richten tot Vlaamse studenten, zoals de politieke wetenschappen.
In 2015, het laatste jaar waarvoor cijfers beschikbaar zijn, werd al meer dan een vijfde van de initiële masteropleidingen geheel in het Engels aangeboden, 98 op 454 om precies te zijn. Soms zijn daar goede redenen voor. Gespecialiseerde masteropleidingen voor een internationaal publiek moeten er zelfs nog veel meer zijn. Maar dat in vrijwel alle opleidingen het aandeel Nederlandstalige vakken zienderogen terugloopt, niet alleen aan de ingenieursfaculteiten, ook in een opleiding als geschiedenis, is meer dan zorgwekkend. Die evolutie valt niet zozeer toe te schrijven aan de toenemende aanwezigheid van anderstalige docenten en studenten, maar aan Nederlandstalige docenten die steeds vaker in het Engels lesgeven aan hoofdzakelijk Nederlandstalige studenten. De studenten willen dat, zo wordt beweerd. Engels heeft meer prestige, biedt kansen op een internationale carrière en Vlaamse universiteiten willen hun studenten liever niet zien weglopen naar de Engelstalige masters van de concurrentie.
Recent komen bovendien ook de bacheloropleidingen in het vizier, waar de 6 procent-grens stilaan bereikt wordt. Pleidooien om ook op dat basisniveau de wettelijke taalteugels te laten vieren, komen onder meer van de Leuvense rector Luc Sels en de topman van de Hogeschoolraad Eric Vermeylen. Het ‘Advies taalbeleid’ van de Vlaamse Onderwijsraad (vlor) van februari 2017 vertolkt de vraag van de Vlaamse universiteiten om vrijheid te krijgen en zelf te kunnen beslissen, met de technocratische regeltjes als bijkomend argument. Een vraag die politiek gehoord wordt, met name de christen-democratische cd&v, sterk gelieerd met de ku Leuven, pleit nu onomwonden voor een ‘versoepeling van het strikte taalbeleid’. Ofschoon de partij belang zegt te hechten aan het Nederlands als academische taal, benadert zij de huidige taalwetgeving op het hoger onderwijs louter negatief. Ze ziet er een ‘drempel’ in die ‘de instroom van buitenlands talent’ en de creatie van anderstalige (lees: Engelstalige) opleidingen belemmert. Ook het feit dat anderstalige professoren Nederlands moeten leren om een vaste aanstelling te kunnen krijgen, wordt als een rem op internationalisering gezien. Laagopgeleide migranten moeten Nederlands leren om zich in te burgeren, terwijl dat van de hoogopgeleide migrant-universiteitsprofessor die er de skills en de brains voor heeft kennelijk niet mag worden verwacht. Om nog te zwijgen van de ‘betuttelende’ taaltest waaraan Nederlandstalige docenten onderworpen worden alvorens ze in het Engels les mogen geven.
De kersverse Vlaamse regering 2019-2024 houdt vast aan de taalvereisten voor docenten, maar neemt zich wél voor het aandeel Engelstalige bachelors op te trekken. De taalwetgeving wordt dus onder Vlaams-nationalistische vlag verder uitgehold.
|
|
Omhoog |
|
Statusverlies
|
|
|
|
De toenemende ijver om buitenlandse studenten aan te trekken en hoog te scoren in internationale rankings verdraagt in feite de brede, democratische instroom van studenten uit de ‘eigen’ Vlaamse regio niet. Het model van de private Amerikaanse research university met een selecte studentenpopulatie die ervoor kan betalen, wordt meer en meer richtinggevend in een totaal andere context van publieke onderwijsfinanciering. Het zorgt voor een spagaat tussen de historisch gegroeide open en toegankelijke onderwijsinstellingen in Vlaanderen, en de meer onderzoeksgerichte universiteiten die hun studenten internationaal kunnen rekruteren in combinatie met hogere financiële drempels.
Door in 2012 een duaal systeem in het leven te roepen, heeft de Vlaamse overheid de status van het Nederlands als onderwijstaal – allicht onbedoeld – verminderd. Geconfronteerd met de krachtigste taal ter wereld, het Engels, zal zelfs een middelgrote taal als het Nederlands altijd het onderspit delven. Een instelling of een opleiding die ‘tweetalig’ wordt, zal door het verschil in dominantie de facto snel verengelsen. Om communicatie mogelijk te maken met Nederlands-onkundige studenten en docenten, wordt ‘beleefdheidshalve’ bijna automatisch overgegaan op het Engels, ook al zit er maar één anderstalige student in de klas of één anderstalige collega aan de vergadertafel.
De koppeling van Engelstalige masteropleidingen aan domeinen waar de universiteiten internationaal erkend hoogstaand onderzoek doen, heeft ook een weerslag op de reputatie van de andere opleidingen, de lerarenopleidingen om maar iets te noemen. Dit in combinatie met het statusverlies van het lerarenberoep als zodanig maakt deel uit van de groeiende malaise in het secundair onderwijs.
Hoger onderwijs is gericht op verdieping, ideeënuitwisseling op het hoogste niveau, op zelfstandig denken en werken. Dat kun je het best leren in je moedertaal of ten minste de taal waarin je de middelbare school doorlopen hebt. Je moet een taal al goed onder de knie hebben om je er op academisch niveau gepassioneerd en fijnzinnig in uit te drukken. Dat geldt zowel voor studenten als voor docenten. Hele opleidingen verengelsen in de hoop buitenlandse studenten aan te trekken, gaat ten koste van de onderwijskwaliteit van de Nederlandstalige studenten. Velen onder hen hebben nu al moeite met het academisch Nederlands, hoe is het dan na een Nederlandstalige middelbare schoolopleiding met het academisch Engels gesteld? Zoals destijds aan de Franstalige universiteiten zijn het de studenten met een groot sociaal en cultureel kapitaal van thuis uit die in dit systeem floreren.
Engelstalige programma’s krijgen overigens bijna per definitie een kwaliteitslabel opgespeld, ook al is de onderwijskwaliteit bij lange na niet gegarandeerd. Maar dat is bijzaak op de geglobaliseerde onderwijsmarkt. Het Globish maakt van de universiteit een soort transitzone die er overal ter wereld hetzelfde uitziet en een internationale studentenelite klaarstoomt voor een internationale carrière. Zo verwijderen de Europese universiteiten zich langzaam maar zeker van de maatschappelijke realiteit in de landen waar ze gevestigd zijn.
|
|
Omhoog |
|
Democratisch en cultureel deficit
|
|
|
|
Van een Europese demos is ondertussen nog lang geen sprake. Het volk komt in opstand tegen Europa via de onrustwekkende heropleving van nationalisme en populisme, ook in Nederland en Vlaanderen. De verengelsing vergroot de kloof tussen hoog- en laagopgeleiden op een ogenblik dat het hoger onderwijs als sociale emancipatiemachine stokt. Een universiteit die het Nederlands zelf niet cultiveert, vervreemdt van de bevolking die belastingen betaalt om haar in het algemeen belang te financieren.
Als internationaliseringsbeleid aan universiteiten en hogescholen exclusief neerkomt op een utilitaire verengelsing, levert dat ook een cultureel deficit op. De uitbreiding van het Engels als lingua franca kan dan wel de mobiliteit en uitwisseling van studenten en docenten bevorderen, de dominantie van één gemeenschappelijke taal zorgt er tegelijk voor dat zowat alle andere culturen en talen – ook het Frans, het Duits of het Arabisch – in de verdrukking komen en dus minder te bieden hebben in de culturele uitwisseling. Zo beoogde onder andere het Erasmusprogramma (1987) de onderdompeling in de taal en cultuur van de ontvangende universiteit. De Bologna-hervormingen hebben het kosmopolitisme van Erasmus helaas verlaten voor het rendementsdenken en de lingua franca van het Globish. Vooral in de humane en cultuurwetenschappen heeft dat kwalijke gevolgen. Onze blik en actieradius wordt niet verruimd, maar juist vernauwd door de monofocale bril van de Angelsaksische wetenschapsbeoefening die ons opsluit in de niches van internationale tijdschriften en congressen, zonder maatschappelijke verankering. De globalisering in de academia is in die zin een pletwals die de pluraliteit en diversiteit van talen en culturen tenietdoet, denk aan het verhaal van het Nederlands in Nederland.
Overgaan op Globish leidt niet tot meertaligheid, maar tot taalverschraling. De verengelsing bemoeilijkt de toegang tot het hoger onderwijs voor brede lagen van de bevolking door de extra taaldrempel. Ze verdiept de kloof tussen universiteit en samenleving en werkt de sociale tweedeling in de hand. Het Nederlands raakt zijn academische status kwijt en kwijnt weg tot een huis-tuin-en-keukentaal. Het zijn allemaal ontwikkelingen die bekend in de oren klinken voor wie vertrouwd is met de geschiedenis van de taaltoestanden in België. Wie zoals in het verfranste Vlaanderen destijds volledig in een andere taal dan de taal (of beter: de talen) van de meerderheid van de bevolking wordt opgeleid, zal daarvan vervreemden. De dualiteit Engels-voor-vakgenoten en Nederlands-voor-het-volk komt uiteindelijk neer op omgekeerd provincialisme dat onwillekeurig doet denken aan de tijd dat het Frans de taal van de wetenschap was waar arm en achterlijk Vlaanderen geen toegang toe had.
Zeker een faculteit Letteren en Wijsbegeerte is het aan zichzelf verplicht het Nederlands te vrijwaren als onderwijs- en wetenschapstaal. Als de universiteit zelf het Nederlands al niet meer cultiveert, waar gebeurt dat dan nog wel?
Met dank aan mijn collega's Bruno De Wever en Antoon Vrints, met wie ik de afgelopen jaren opiniestukken schreef die in mijn tekst verwerkt zitten.
Against English. Pleidooi voor het Nederlands blz. 194-202.
|
|
Omhoog |
|
*
Gita Deneckere (1964) is als gewoon hoogleraar verbonden aan de Vakgroep Geschiedenis van de Universiteit Gent en sinds 2018 decaan van de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte. Ze is lid van de Koninklijke Vlaamse Academie van België (KVAB). Haar recentste werk Uit de ivoren toren. 200 jaar Universiteit Gent (Tijdsbeeld, 2017) is een must voor al wie geïnteresseerd is in de rol van de universiteit in de huidige samenleving
|
|
|
|
|
|
Omhoog |
|
Naschrift - Actie
|
|
|
|
Heel wat Vlaamse verenigingen zijn gesensibiliseerd voor wat er mogelijk op decretaal vlak kan gebeuren in de taalregeling van het hoger onderwijs. Uitgangspunt en kern van de actie is het huidige artikel 59 in het ontwerpdecreet ODXXX. De Vlaamse regering heeft dit ontwerpdecreet in eerste lezing goedgekeurd. De tekst is ondertekend door Minister-president Jan Jambon en Vice-minister-president en onderwijsminister Ben Weyts.
“Hoofdstuk 11. Wijzigingen codex hoger onderwijs
Laatste zin:
Voor bachelors wordt het aandeel anderstalige opleidingen opgetrokken tot maximaal 9%.
Artikel 96
Momenteel is een anderstalige initiële bacheloropleiding gedefinieerd als een initiële bacheloropleiding waarvan de omvang van de opleidingsonderdelen, uitgedrukt in studiepunten, aangeboden in een andere onderwijstaal dan het Nederlands in het modeltraject van die opleiding hoger is dan 18,33% van de totale omvang van de in die opleiding aangeboden opleidingsonderdelen, uitgedrukt in studiepunten, in het modeltraject.
Bij een masteropleiding is dat percentage vastgelegd op 50%. Met het voorliggende artikel wordt voor de initiële bacheloropleidingen dit percentage ook opgetrokken naar 50%. Er zijn geen reden om op dit ogenblik nog een onderscheid te maken tussen deze opleidingen.”
Vanuit de Werkgroep Taal en Onderwijs schreven we aan Jan Jambon en Ben Weyts
een brief met onze oproep dat artikel niet op te nemen in het decreet.
De voorzitter van de Orde vanden Prince em. dr. G. Laureys publiceerde een artikel waarnaar wij hieronder in de rubriek recente berichten op de VVA-Facebookpagina verwijzen.
De voorzitter van de Marnixringen Dirk Van Besien deed een oproep aan de belangstellende Vlaamse verenigingen om een opinieartikel te publiceren in de media rond die thematiek. De Orde vanden Prince, Beweging Vlaanderen-Europa, de Vlaamse Volksbeweging (VVB), de Vereniging Vlaamse Academici (VVA) en mogelijk andere verenigingen bezorgden hun inbreng.
Eerder publiceerde de Marnixringen een persmededeling daarover.
In een vraaggesprek in Knack kantte de voorzitter van de VVB zich kordaat tegen het betreffende artikel.
De vijf Vlaamse cultuurfondsen werken momenteel aan een standpunt rond dat thema.
Hoogleraar Bart Maddens Universiteit Leuven schreef in een artikel daarover het volgende
Slinkse manoeuvres
Dat de regering wordt geleid door een Vlaams-nationalist (en wat voor een) én dat een Vlaams-nationalist bevoegd is voor onderwijs maakt het wel heel pijnlijk. Hoe is het mogelijk dat men dat heeft laten passeren in de Vlaamse regering? Temeer daar het regeerakkoord met geen woord rept over de maatregel. Daarin is enkel sprake van het optrekken van het aantal anderstalige bacheloropleidingen van 6% naar 9% (dat is artikel 97 in het voorontwerp). Maar nu is daar ineens een artikel 96 bijgekomen, dat het percentage toegelaten anderstalige vakken in de bacheloropleidingen optrekt van 18,33% naar 50%, net zoals in de masteropleidingen. Het betrokken document toont aan (pdf) dat dit op een zeer slinkse wijze is gebeurd. In de algemene toelichting is er geen sprake van de verregaande versoepeling in artikel 96. Op pagina 8 wordt enkel verwezen naar de in het regeerakkoord afgesproken 9%-maatregel. Dat het voorontwerp véél verder gaat dan wat in het regeerakkoord is beslist wordt verzwegen. Dat is allicht niet toevallig.Ze zullen wel in hun vuistje hebben gelachen toen bleek dat minister Ben Weyts in de val is getrapt.
Want daar lijkt het wel op. Het kabinet Weyts heeft te weinig op de kleine lettertjes gelet. Natuurlijk, iedereen kan fouten maken. Maar er tekent zich toch een verontrustend patroon af. Denk aan de drastische versoepeling van de taalwetgeving in gerechtszaken, in 2018 goedgekeurd door de regering Michel. Ook dat werd door de N-VA ‘niet opgemerkt’. Inmiddels werd die wetswijziging gelukkig vernietigd door het Grondwettelijk Hof. Maar het is ver gekomen als dit tweetalige Hof inzake taalkwesties betrouwbaarder is dan een Vlaams-nationale partij. (Doorbraak)
De opschudding die het bewuste artikel heeft opgewekt, verbreidde zich in een ruimere reflectie rond voor- en nadelen van de verengelsing en van de verdringing van het Nederlands in de collegazalen van universiteiten en hogescholen in Vlaanderen. Het is belangrijk dat dit discours gevoerd wordt. In eerste instantie wenst de VVA in elk geval dat de Vlaamse politieke partijen in het Vlaamse parlement zich bewust zijn van de implicaties van die 50% anderstalige bachelorsleidingen en dat artikel niet verminderen in een lager percentage, maar het gewoon schrappen. De 30 studiepunten die vervat zitten in die 18,33 % moeten behouden blijven.
De bewustwording van de impact van de voortschrijdende verengelsing van het hoger onderwijs is van groot belang voor onze gemeenschap in het algemeen en voor haar toekomst. Dat moet zeker blijken uit de indringende tekst van prof. dr. Gita Deneckere.
Vlaamse intellectuelen, Vlaamse academici, Res tua agitur – het gaat om uw belangen.
Ghislain Duchâteau
Vicevoorzitter VVA - Coördinator Werkgroep Taal en Onderwijs
|
|
Omhoog |
|
|
|
Recente berichten op de VVA-Facebookpagina
Nieuwsberichten geplukt uit de actualiteit rond thema's
die een publiek van Vlaamse academici kunnen boeien
Klik op >
LEES DE BERICHTEN
of hieronder:
|
|
|
|
|
|
|
We vestigen de aandacht op de vele interessante artikelen die geregeld verschijnen op de Facebookpagina van de VVA.
Klik op het Facebookicoontje of log in met je Facebookaccount.
We behouden bewust één artikel, omdat het past bij de thematiek van deze editie.
-
OPINIE – NIET TEGEN ENGELS, WEL VOOR NEDERLANDS
24 -11-2019
Godelieve Laureys
Onder de titel 'Against English: pleidooi voor het Nederlands' is bij de Wereldbibliotheek net een lijvig debatboek verschenen over de toenemende verengelsing van het onderwijs in Nederland. Daarin stellen Nederlandse academici, columnisten en schrijvers de 'doorgeslagen situatie' in het onderwijs in Nederland aan de kaak.
Hoewel de titel prikkelend is, houdt hij ook een gevaar in. Wie in het verweer gaat tegen het Engels, verliest in onze gemondialiseerde samenleving het pleit. We moeten niet zozeer tegen het Engels zijn, maar voor het Nederlands. En we moeten er ook alles aan doen om de veerkracht van onze taal te behouden.
Lees de hele tekst van em. prof. dr. G. Laureys
|
|
Omhoog |
|